Hoe het liberalisme aan zijn eigen succes ten onder ging
Het naoorlogse liberale systeem kraakt in zijn voegen. Na decennia welvaartsgroei en eindeloze mogelijkheden om ons leven in te richten zoals we willen, lijkt de rek eruit. De polarisatie groeit en redelijke discussies worden steeds moeilijker omdat iedereen in zijn eigen waarheid gelooft.
Burgers in westerse samenlevingen hebben niet meer het idee dat ze samen deel uitmaken van iets groters. Ze verzamelen zich rond identiteiten en zeggen zich als groep niet gehoord te voelen, terwijl ze andere groepen verantwoordelijk houden voor hun achterstand, frustratie en ontevredenheid. Redelijke argumenten zijn aan dovemansoren gericht, want deze burgers begrijpen elkaar allang niet meer.
Waarschijnlijk geen verrassing voor politicoloog Patrick Deneen, hoogleraar aan de University of Notre Dame in de Amerikaanse staat Indiana. In zijn boek Why Liberalism Failed uit 2018 neemt hij een voorschot op de implosie van het huidige systeem.
Liberalisme, het dominante systeem in het westen en de enige overlevende van ‘de grote drie’ politieke filosofieën uit de 20ste eeuw (de andere twee zijn fascisme en communisme) is aan zijn eigen succes ten onder gegaan. Deneen betoogt dat het verkeerd is om te denken dat het liberalisme zijn belofte niet heeft ingelost. Het heeft juist gefaald ómdat het succesvol is.
Maximale zelfontplooiing
Het liberalisme zoals dat in de loop van de 17de en 18de eeuw is ontwikkeld door filosofen als John Locke, Adam Smith, Montesquieu en anderen, belooft de mens maximale vrijheid door die mens te bevrijden van verbanden, verhoudingen en beperkingen die willekeurig en ongekozen zouden zijn. (Ik hanteer hier een brede kwast, de geschiedenis van het liberalisme is een boekenkast op zich).
Volgens Deneen is het politieke en culturele systeem van de westerse wereld volledig gestoeld op de liberale filosofie. Zozeer zelfs, dat we niet eens meer buiten de kaders van het liberalisme kunnen denken. ‘Links’ en ‘rechts’ als politieke voorkeuren zijn niet zozeer tegengesteld aan elkaar, maar zijn twee zijden van dezelfde medaille. In de mainstream politiek bestaan eigenlijk geen andere smaken.
Voor het oorspronkelijke liberalisme is de bevrijding van het individu vooral een economische bevrijding. Door zich los te maken van ‘ongekozen’ sociale, culturele en religieuze verbanden en voor elk van die zaken een persoonlijke keuze te maken, kan het liberale individu zijn potentieel maximaliseren. Dit is de politieke filosofie waarop de Verenigde Staten van Amerika zijn gebouwd.
Fragmentatie
Als reactie daarop, maar redenerend vanuit hetzelfde gedachtegoed, kwam het ‘progressieve’ of sociale liberalisme. Daarin stond de persoonlijke bevrijding, en dan met name seksuele bevrijding, voorop. Progressief en klassiek liberalisme staan dus voor hetzelfde: de teugels losmaken die de zelfontplooiing van het individu hinderen.
In een liberale samenleving geldt het als deugd om je eigen pad te kiezen, zonder je te bekommeren om wat je omgeving of afkomst je voorschrijft. Dit leidt op den duur tot fragmentatie, omdat iedereen anders denkt (en mág denken) over wat belangrijk is. Dat maakt het steeds lastiger zinvolle politieke en gemeenschappelijke verbanden te vormen. Het liberale systeem draagt daarmee de kiem voor de eigen zelfvernietiging in zich, want mensen die geen waarden delen, worden het nergens over eens.
Vrijheid door zelfbeheersing
Deneen begint zijn relaas met een uiteenzetting van het antieke en christelijke concept van ‘vrijheid’. Liberaal komt van libertas, Latijn voor vrijheid. Deze vrijheid werd volgens Deneen ooit gedefinieerd door onze relatie tot anderen, tot de samenleving, de natuur en onszelf.
De antieke definitie van vrijheid hield zelfbeheersing in, zegt Deneen. Door jezelf te bevrijden van impulsen als vraat- en drankzucht, machtshonger, seksuele losbandigheid en wraakgevoelens, kon je als vrij individu de tiran in jezelf overwinnen.
Zodra we onszelf en onze passies hadden beteugeld, kon ditzelfde proces tussen mensen onderling plaatsvinden door in een constante dialoog een burgerlijke samenleving, een gedeelde polis te scheppen. Immers, als we allemaal leven naar onze primaire impulsen en geen gemeenschappelijke belangen en waarden definiëren, staan we elkaar binnen de kortste keren naar het leven.
Potentieel verwezenlijken
Het liberalisme herdefinieerde de menselijke natuur als in wezen individualistisch. Het brak daarmee met het mensbeeld van de antieke wereld en de middeleeuwen, waarin de mens onderdeel was van een kosmische ordening. Het liberalisme stelde dat die ordening arbitrair en beperkend was.
Onze ‘natuurlijke staat’ zou worden beteugeld door ongekozen, onvrijwillige en achterhaalde banden als familie, religie, geboortegrond, tradities en cultuur. Alles wat een individu bindt aan iets gemeenschappelijks, hindert hem of haar in het verwezenlijken van het eigen potentieel. Vanuit die gedachte kán een liberale samenleving niet anders dan steeds meer vrijheden toekennen aan de individuen die er deel van uitmaken.
Volgens Deneen is het liberalisme overigens nooit als een breuk met het verleden gepresenteerd, maar als een continuering van eerdere tradities. Dat gebeurde door gebruik te maken van dezelfde concepten als in de antieke traditie, maar dan slim herverpakt.
Steeds meer vrijheden, steeds machtiger overheid
De paradox van het liberalisme is volgens Deneen dat de bevrijding van het individu juist resulteert in een steeds machtiger overheid. Aangezien de waarheid van de één haaks staat op die van de ander, zijn ingewikkelde kwesties op den duur niet meer op het niveau van burgers onderling op te lossen.
Doordat burgers steeds minder gemeenschappelijke waarden delen, moet je op de staat vertrouwen voor kaders en richtlijnen. De overheid krijgt -en accepteert graag- steeds meer bevoegdheden om spelregels, wetten en procedures op te stellen.
Een van de belangrijkste conclusies uit Why Liberalism Failed is daarom dat de liberale samenleving haar burgers weliswaar maximale persoonlijke vrijheid schenkt, maar heel weinig politieke zelfbeschikking. De staat (de nationale staat, maar je kunt ook aan een orgaan als de EU denken) heeft al die zaken naar zich toegetrokken.
Een ‘voltooide’ liberale samenleving wordt gerund door een technocratische, afstandelijke overheid waar je als burger nauwelijks invloed op hebt. Politiek is het domein van een daarvoor bij uitstek toegeruste elite van professionele bureaucraten. “Draag de kleren die je wilt, koop wat je wilt, ga naar bed met wie je wilt en leidt het leven dat je wilt. Dan regelen wij de politiek wel voor je.”
Een kleine kaste van professionele bestuurders houdt met behulp van een zogeheten ‘deep state’ (semi-overheidsorganisaties, politie, media, onderwijs, inlichtingendiensten) een narratief in stand dat steeds minder doet wat het zegt te doen en steeds minder staat waar het voor zegt te staan.
Hoe het systeem zou kunnen eindigen
Er zijn volgens Deneen twee mogelijke manieren waarop het liberale systeem ten einde komt. De ene mogelijkheid is dat de liberale staat in naam van de vrijheid van haar burgers steeds meer voorschrijft aan diezelfde burgers en daarmee een contradictio in terminis wordt.
Democratie is waardevol zolang het electoraat overeenkomstig stemt met liberale politici, partijen, verdragen en beleid. Als dat niet gebeurt, zoals bij de Britse stem voor Brexit, het Nederlandse ‘nee’ tegen het EU-associatieverdrag met Oekraïne of Donald Trump’s verkiezing tot Amerikaans president, dan vragen mensen die zich met het liberale systeem identificeren en er de meeste vruchten van plukken, zich openlijk af of democratie wel wenselijk is.
Een ander mogelijk scenario, als gevolg op de toenemende ontevredenheid onder burgers met zo’n ‘onvrije liberale staat’ zoals hierboven beschreven, is de vervanging van het systeem door een reactionair, populistisch, nationalistisch, autoritair of militair regime.
Volgens Deneen zijn beide onwenselijk.
Wat hij adviseert, is dat we allereerst de successen van het liberalisme erkennen. Onder geen voorwaarde zouden we terug moeten naar een pre-liberaal tijdperk. Wel moeten we af van een politiek systeem gebouwd op ideologie. Van de drie grote moderne ideologieën (fascisme, communisme en liberalisme) heeft die laatste overleefd. Dit is een pyrrusoverwinning gebleken omdat wat het liberalisme over zichzelf en over de mensheid zegt, te weinig strookt met de ervaringen van mensen zelf. Zoals bij elke ideologie.
In plaats van op zoek gaan naar wéér een andere ideologie (of wat God verhoede: fascisme of communisme nog eens uitproberen), moeten we zoeken naar wat wél werkt. Daarvoor moeten we alternatieve manieren van samenwerken en samenleven bedenken en vooral in de praktijk brengen.
Experimenteren met alternatieven
Dat kan niet in één keer als gehele samenleving, er zouden talloze afzonderlijke experimenten moeten plaatsvinden. Ironisch genoeg biedt een liberaal systeem plaats aan zulke afzonderlijke gemeenschappen, want het devies is immers ‘iedereen doet wat goed voelt’.
Waarbij Deneen als goed katholiek pleit voor traditionele, of in elk geval ‘gewortelde’ verbanden waar mensen een cultuur, geloof of levensvisie delen, als aantrekkelijk alternatief voor de ‘anticultuur’ van het liberalisme. Met die suggestie sluit Deneen naadloos aan op The Benedict Option van schrijver en commentator Rod Dreher, die in dat boek pleit voor zelfverkozen ballingschap uit de mainstream cultuur en de stichting van religieuze gemeenschappen in een omgeving die steeds vijandiger staat tegenover traditioneel geloof.
Hoe dan ook, op den duur blijkt vanzelf welke alternatieve systemen goed werken: de inwoners van een staat stemmen met hun voeten. Als bepaalde gemeenschappen het goed doen, zullen meer burgers daarvan deel willen uitmaken. Het winnende alternatieve systeem belooft geen utopie, maar bewijst in de praktijk het beste te werken.
Een marktplaats voor alternatieve systemen, het klinkt eigenlijk heel liberaal. Precies daarom zou het volgens Deneen kunnen werken binnen de kaders van het huidige systeem dat ons in zijn greep houdt.
Vragen bij het boek
Het boek eindigt daarmee positiever dan ik had verwacht. Sommige zaken roepen vragen op. Zo beschrijft Deneen het liberalisme soms alsof het om een levend organisme gaat met een eigen wil. Wat hij volgens mij bedoelt, is dat een consequente politieke ideologie logischerwijs naar een bepaald einddoel leidt. Daar kun je wel wat kanttekeningen bij plaatsen, want de werkelijkheid is weerbarstig.
Deneen staat ook nauwelijks stil bij het tribale, collectivistische mensbeeld van de huidige woke-activisten en hoe dat mensbeeld bijna kritiekloos weerklank vindt bij bestuurders, media, het onderwijs en bedrijfsleven.
Als het liberalisme tot miljoenen ontwortelde individuen leidt, wat verklaart dan het succes van regressieve bewegingen die claimen dat mensen worden gedefinieerd door groepslidmaatschap op basis van ongekozen zaken als huidskleur en seksuele voorkeur? Is het een logische uitwas, een reactie of iets anders? Dat wordt in het boek niet voldoende duidelijk, maar het is dan ook geen vraag waar Deneen echt op ingaat, helaas.
Een andere vraag waarmee ik bleef zitten na lezing van Why Liberalism Failed: stel dat er succesvolle vervolgen ontstaan op de liberale samenleving. Is er in dergelijke praktische, waardegedreven, gewortelde en communale gemeenschappen nog ruimte voor individuen die niet in de familie, de groep of de clan passen? Of moeten die telkens op zoek naar een andere gemeenschap? Een treurig beeld van verweesde outcasts die door de wereld zwerven, op zoek naar een systeem dat hen wil hebben, dringt zich op.
Patrick Deneen: Why Liberalism Failed (2018) Yale University Press
ISBN: 978-0-300-22344-6