Libanon (2c): baden en sterven in Tyrus

Omdat dit stukje over antieke overblijfselen in Libanon te lang werd, heb ik het in meerdere delen gesplitst. Hier het vorige deel.
Wat nu Libanon heet, stond ooit bekend als Fenicië. Grofweg dan, want de grenzen waren vroeger wat minder hard afgebakend dan tegenwoordig. Ik heb het nu over de periode ná 1200 voor Christus.
De Feniciërs waren een volk van handelaars en verdienden flink aan hun rol als ‘overslag’ tussen Egypte en de vruchtbare halve maan. Dat is het uitgestrekte gebied dat loopt van de Levant, Syrië en Anatolië naar Mesopotamië (het huidige Irak).
Verder handelden ze met zo’n beetje het gehele Middellandse Zeegebied en waren ze vermaard om hun zeemanskunsten. Ondanks dat er vrijwel nergens fysieke resten zijn overgebleven van hun aanwezigheid -zelfs niet in Libanon!- hebben ze een groot stempel gedrukt op de geschiedenis.
Het alfabet naar Griekenland gebracht
Zo introduceerden ze hun alfabet aan de Grieken, die er hun eigen draai aan gaven. De Romeinen namen op hun beurt het Griekse alfabet over met de nodige aanpassingen en wij gebruiken dat nog steeds. Ik vat het nogal eenvoudig samen, maar in wezen danken we ons alfabet aan de Feniciërs.

De Feniciërs noemden zichzelf overigens niet zo, zij duidden zichzelf aan als inwoner van hun stad, of dat nou Sidon, Tripoli, Berytus, Byblos of Tyrus was. De naam komt mogelijk van het Griekse Phoinikes, dat verwijst naar de kostbare purperen kleurstof die ze wonnen uit de murex-zeeslak. Die werd vooral gebruikt om textiel mee te verven. De Feniciërs zijn met deze handel schatrijk geworden.
Er heeft nooit een Fenicische eenheidsstaat bestaan. Hun gebieden werden in 64 voor Chr. ingelijfd in de Romeinse provincie Syria, later werd dit gedeelte Syria Phoenice genoemd.
Grappig genoeg begonnen de inwoners zich pas onder Romeinse heerschappij Feniciërs te noemen. De lokale retoricus Claudius Hadrianus van Tyrus pochte tijdens zijn bezoek aan Athene dat door zijn komst “voor de twééde maal de letteren van Fenicië naar Griekenland zijn gekomen”.
Provinciehoofdstad met allure
Eén van de belangrijkste steden van Romeins Fenicië was datzelfde Tyrus. Het was de provinciehoofdstad en bezat zoals elke belangrijke regeringszetel een badhuis. Daar konden prominente heren tussen de massages en sauna’s door wheelen en dealen. Vrouwen mochten er ook komen overigens, maar wel apart van de mannen en op andere tijden. De resten van het Tyreense badhuis zijn nog steeds te bezoeken.
De vloer van dergelijke badhuizen werd verwarmd door een zogeheten hypocaust (hypo = onder, caust = verbrand) waarmee door houtvuren verwarmde lucht kon worden verspreid door de ruimte onder de vloeren. Antieke vloerverwarming dus. Je ziet op de afbeelding hieronder de overblijfselen van zo’n constructie.

Het was gebruikelijk na het baden lekker een balspel te doen met elkaar. Dat was goed voor de conditie. En aangezien je als man met enige status goed moest kunnen spreken in het openbaar, vonden ze ‘ballen’ een goede manier om de broodnodige longinhoud te vergroten. Stel jezelf de antieke variant voor van corpsballen op een hockeyveld.
Stad van de rechtspraak
Tyrus heeft belangrijke juristen voortgebracht. Toen keizer Justianius in de zesde eeuw het Romeinse recht helemaal liet herzien, kon hij gebruik maken van eeuwenoud werk van rechtsgeleerden uit Romeins Fenicië. Eén van hen was Ulpianus, die in het Christelijke kwartier van Tyrus is geëerd met een standbeeld (Zie de foto helemaal bovenaan).
Zijn belangrijkste stelling die in de Digestieven (samenvatting) van het Romeinse recht terecht is gekomen, luidt: “De basisprincipes van de wet zijn: eervol leven, de ander geen schade berokkenen en ieder het zijne.” Een andere juridische klassieker van zijn hand is pacta sunt servanda, dat je kunt vertalen als ‘afspraak is afspraak’.
Van eiland naar schiereiland door mensenhand
Tyrus was ooit een eiland. Dat het nu aan het vasteland vastzit, komt door Alexander de Grote. Hij was in 332 voor Chr. (dus eeuwen voor de Romeinen arriveerden) in oorlog met de Perzen. Tyrus was voor hen een belangrijke marinebasis, want zoals gezegd waren de Feniciërs uitstekende zeevaarders. Alexander bouwde vanaf het vasteland een dam om de stad te veroveren. Die dam is uiteraard nooit meer afgebroken en door eeuwenlange aanslibsels is Tyrus nu een schiereiland geworden.
De noord- en zuidkant van het oorspronkelijke eiland zijn later overigens in zee verdwenen. Daardoor ligt een groot gedeelte van de antieke stad onder water. Tijdens ons bezoek aan het badhuis en de omliggende ruïnes zagen we vissers die door deze historische omstandigheid tot aan hun middel in zee konden staan.
‘Hier zitten we min of meer op de dam die Alexander heeft laten aanleggen om Tyrus te veroveren’, wist onze gids te melden tijdens een lunch in een zaakje in het midden van de stad. Toen we even later richting de restanten van het badhuis reden, wees hij ons op een vreemde stijging, een soort bobbel, in de weg. Daar had dus ooit de oude stadsmuur gestaan.
Dodenstad vol grafmonumenten
Tyrus biedt nog meer oudheden, waaronder een triomfboog, aquaduct en hippodroom (paardenrenbaan). Verder is het grafveld van Al-Bass niet te missen. Dit was ooit de toegangsweg naar de stad. In de oudheid begroef men hun doden buiten de bebouwde kom, daarom verrezen dergelijke ‘necropolissen’ (dodensteden) buiten de stadsmuren. Zo ook in Tyrus.
Hier vind je de resten van monumentale mausolea voor de puissant rijken, sarcofagen voor de behoorlijk rijken, maar ook gemeenschappelijke graven voor de middenklasse. Die laatste groep vormde met elkaar ‘begrafenisverenigingen’ om verzekerd te zijn van een goede uitvaart en laatste rustplaats.
De allerarmsten hadden dat natuurlijk helemaal niet. Sterker nog, die gingen later zelfs wonen tussen de graven, aangezien veel daarvan mooier en groter waren dan menig huis.
Overigens ligt naast Al-Bass een Palestijns vluchtelingenkamp, één van de vele in Libanon. Tyrus ligt in zijn geheel in gebied dat wordt beheersd door terreurorganisatie Hamas. Dat klinkt spannender dan het is, want op wat vlagvertoon na en een enkele verkiezingsleus merk je daar als bezoeker weinig van. Als bewoner waarschijnlijk des te meer.


