Elektrisch busvervoer is het helemaal, luidt de boodschap op UITP-congres
Geschreven in 2015 als redacteur voor ovpro.nl.
Verschillende Europese busfabrikanten zetten vol in op elektrische stadsbussen, die vaak ook de concurrentie aan moeten gaan met trams. Alleen op de (middel)lange afstand blijft de diesel- of hybride bus de betere optie. Dat was althans de teneur op het UITP-congres in Milaan deze week, waar busfabrikanten en de organisatie zelf stevig op de elektrificatie-trom sloegen. Maar nog niet iedereen is ervan overtuigd dat de vertrouwde dieselbus al naar de schroothoop kan.
Onder andere busbouwers VDL, BYD en Volvo presenteerden hun elektrische modellen op de beurs. Elektrische bussen zijn milieuvriendelijker en gezonder door het ontbreken van schadelijke uitstoot, zo hielden de fabrikanten hun vakgenoten en mogelijke klanten voor. Ook veroorzaken ze minder geluidsoverlast door de stille aandrijving. Volvo Bus-directeur voor Frankrijk en de Benelux Bas Dubois wees op de mogelijkheid van elektrische bussen om gebouwen binnen te rijden. Als voorbeeld noemde hij het Volvo-model ElectriCity dat deze maand in de Zweedse stad Göteborg gaat rijden tussen twee campussen van de Chalmers-universiteit. “Daardoor verkort je de afstand tussen halte en eindbestemming van de passagiers”, aldus Dubois.
Nadelen
Volledig elektrisch rijden heeft ook nadelen, die tijdens congressessies aan bod kwamen. Volgens fabrikanten blijft de belangrijkste horde het beperkte bereik, waardoor dergelijke bussen voorlopig alleen binnen steden een reële optie zijn. Verder zorgen de batterijen voor hoofdbrekens: ze gaan kapot, zijn lastig te recyclen en snoepen kostbare ruimte af van de passagiers. Ook warmt het interieur van de bus door de batterijen teveel op. Iedere fabrikant experimenteert met zijn eigen oplossingen. Volgens Dariusz Michalak van de Poolse busbouwer Solaris is het essentieel om veel te testen. “Alleen de praktijk kan uitwijzen wat de beste oplossing is in een gegeven situatie, die voor iedere stad en klant anders is.”
De Eindhovense busfabrikant VDL kiest voor een modulaire bus waar je andere onderdelen in kunt zetten naar gelang de noden van de opdrachtgever of de omgeving. Hun Citea-model gaat in oktober rijden in het Belgische Kortrijk, er komen ook tests in Helsinki, Münster, Maastricht en het Zweedse Härnösand. Daarnaast gaan de provincie Noord-Brabant en de Vlaamse busvervoerder De Lijn demonstraties doen met het model.
Oplaadmogelijkheden
De wijze waarop de batterijen van de bus worden opgeladen is eveneens een uitdaging. Doe je dat alleen op het depot, met de kans dat je tussentijds zonder stroom komt te zitten, of flexibel onderweg via stroompalen bij haltes? Meerdere fabrikanten werken aan ‘range extenders’, waarmee op één lading langer kan worden gereden. Het Franse Alstom presenteerde een ondergrondse laadinfrastructuur die het mogelijk maakt zowel trams als elektrische bussen in minder dan 20 seconden op te laden. Het Sileo-model van de Duits/Turkse busbouwer Bozankaya maakt gebruik van een slim systeem waarmee volle batterijen een deel van hun lading doorgeven aan andere batterijen met een minimaal verlies van energie. Nadeel van dit specifieke model is dat de oplaadstations alleen dit type bus kunnen opladen.
De meeste fabrikanten lijken voor een universeel oplaadsysteem te gaan, waaronder Alex de Jong, manager openbaar vervoer van VDL. Hij pleitte voor standaardiseren van oplaadsystemen in samenwerking met energiebedrijven en gemeenten. Dergelijke samenwerking zou ook voorkomen dat een hele rits bussen die tegelijk opladen het elektriciteitsgrid van een stad ontregelen.
ZeEUS
De fabrikanten die tijdens het UITP-congres het elektrische evangelie preekten, doen vrijwel zonder uitzondering mee aan het ZeEUS-programma van de Europese Commissie. Dit staat voor Zero Emission Urban Bus System. Het programma heeft als doel steden en regio’s volledig richting elektrisch openbaar vervoer te masseren. Het consortium voert met (deels) EU-geld haalbaarheidsonderzoek uit en levert richtlijnen voor instanties, overheden en bedrijven die over willen op elektrisch OV. Trainingen, evaluaties, voorlichting, het faciliteren van testfases en hulp bij onderzoek en ontwikkeling horen daar ook bij.
Deelnemers aan ZeEUS zijn onder andere VDL, Transport for London, Volvo en UITP zelf. Het programma loopt tot maart 2017, heeft 40 partners in 10 landen en kost 22 miljoen euro. Van dat bedrag is 13,5 miljoen euro afkomstig van de Europese belastingbetaler. In Nederland gaan binnenkort tests lopen in de Randstad. De ambities zijn hoog: de Parijse transportautoriteit RATP, die jaarlijks 1.1 miljard passagiers vervoert, wil al het busvervoer in de Franse hoofdstad elektrisch hebben in 2025.
Dieselbus
Niet alle fabrikanten zijn overigens ‘om’. De Capacity L, het nieuwe model bus dat Mercedes toonde op de beurs, rijdt juist op Euro VI diesel. De 21 meter lange bus die het bedrijf had opgesteld op de beursvloer, was een zichtbare uitdaging voor de concurrentie.
Volgens Mark Westendorp van moederbedrijf Daimler Buses is de keuze voor diesel een bewuste, omdat elektrische bussen nog niet hetzelfde gegarandeerde bereik en betrouwbaarheid hebben als dieselvarianten. “In deze bus kun je 191 passagiers kwijt. Daar heb je 3 elektrische bussen voor nodig. Dat moet je meerekenen als je het over het milieu- en ruimtelijke aspect hebt. Bovendien is de vervuiling laag, de bus beschikt over de nieuwste filtersystemen en de brandstof is relatief schoon.”
Geschreven voor ProMedia, uitgever van toonaangevende online vakbladen in de mobiliteitssector.