Libanon (5): het mooiste van het land

Er kan veel gebeuren in een jaar. Ten eerste hebben mijn geliefde en ik er inmiddels een tweede kindje bijgekregen. Daarnaast is een reis naar Libanon nu een stuk onwaarschijnlijker dan een jaar geleden. Het voelt al bijna nostalgisch om terug te kijken op de mooiste plekjes van Libanon die ik vorig jaar bezocht.

Terroristen van Hamas vielen op 7 oktober op gruwelijke wijze Israëlische burgers aan, Israël slaat keihard terug, vanuit zuid-Libanon vuurt Iran-proxy Hezbollah raketaanvallen uit op het noorden van Israël en in downtown Beiroet organiseert datzelfde Hezbollah grote Pro-Palestijnse demonstraties (goed om in herinnering te brengen dat Libanon een klein half miljoen Palestijnse vluchtelingen herbergt).

Als de vrede wederkeert -en daar hoop ik maar op- wordt ook Libanon hopelijk weer aantrekkelijk als toeristische bestemming. Ik heb het al gehad over de mooiste overblijfselen uit de klassieke oudheid, zoals Baalbek, Byblos, Tyrus en Anjar. En ik noemde al het Beit ed-Din-paleis en het plaatsje Deir el-Qamar.

Het loont de moeite bij die laatste locaties nog wat langer stil te staan. Beide liggen in het door druzen gedomineerde Choufgebergte. De twee plaatsen liggen op een steenworp afstand van elkaar -eigenlijk op de tegenover elkaar gelegen hellingen van een vallei- en hebben een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van een onafhankelijk Libanon.

Toen in de 16de eeuw de sultan van Egypte en de Turkse Ottomaanse sultan een oorlog uitvochten om controle over het Midden-Oosten, steunden de lokale emirs in dit gebied de Turkse sultan. Die beloonde hun trouw met een semi-onafhankelijke status voor het gebied. Dat wil zeggen dat de regionale machthebbers vooral hun eigen gang konden gaan en niet zoveel last hadden van het centrale gezag.

Een emir in Toscane

De druzische familie Ma’an had in deze tijd Deir el-Qamar als machtsbasis. Hier kun je nog steeds hun stadspaleis bezoeken. De bekendste vertegenwoordiger van deze familie is Fakhr-ad-Din ibn Ma’an II, ook wel geschreven als Fakhr ed-in of Fakhreddine. Hij leefde eind 16de, begin 17de eeuw en wist zijn grondgebied uit te breiden tot in Syrië. De emir had zijn zinnen zelfs gezet op de verovering van Jeruzalem. Hij kon het goed vinden met de maronitische christenen en maakte westerse avonturiers warm voor een nieuwe kruistocht.

Ook al kwam daar niks van terecht, Fakhr-ad-Din II hield er een vriendschap aan over met de groothertog van Toscane en is zelfs in Florence geweest. Uiteindelijk maakte een nieuwe Turkse sultan op de troon een einde aan zijn al te onafhankelijke koers. Fakhr-ad-Din werd gevangen genomen en in de Ottomaanse hoofdstad Constantinopel (tegenwoordig Istanboel) geëxecuteerd.

In Deir el-Qamar (de naam betekent Klooster van de maan) zie je nog volop sporen van het eeuwenlange getouwtrek tussen de aanwezige religies en clans. De lokale kerk en moskee staan vlak bij elkaar en er is zelfs een oude synagoge waar de voormalige Israëlische premier Ariel Sharon ooit (niet helemaal legaal) te gast is geweest. Het meest in het oog springend is het stadspaleis dat Fakhr-ad-Din II in de 17de eeuw heeft laten bouwen.

Dit is tegenwoordig in het bezit van de eveneens invloedrijke familie Baz. De stokoude pater familias Samir Baz heette ons welkom. Elke minuut herinnerde hij zijn gasten eraan dat hij ooit vertegenwoordiger was geweest voor Philips in zijn land. Zijn borst hing vol medailles, het was een klein wonder dat de oude baas met zoveel edelmetaal nog zo fier overeind kon blijven staan.

Goed fout wassenbeeldenmuseum

Met de deftige draf van een hoogwaardigheidsbekleder wiens regeringsvliegtuig op het punt staat te vertrekken, troonde hij ons mee naar het wassenbeeldenmuseum dat in het paleis is gehuisvest. Stel je er niet teveel van voor, het leek alsof een toneelvereniging hun verkleedkist had gedoneerd en het museumpersoneel er dankbaar een collectie tweedehands etalagepoppen mee had aangekleed. In 1970 welteverstaan, waarna er geen onderhoud meer is geweest.

Toch gaf dit Zo-Fout-Dat-Het-Weer-Goed-Wordt-Museum een aardig beeld van sleutelfiguren uit de regionale geschiedenis, waaronder natuurlijk Fakhr-ad-Din II. Verder allerlei andere lokale machthebbers, geestelijken, emirs en zelfs buitenlandse politici die hun invloed in het gebied hebben laten gelden, zoals de Franse president Charles de Gaulle.

Ook de voor Libanezen beroemde historische figuur Bashir Shihab II zat er tussen. Deze maronitische christen deed enige tijd na Fakhr-ad-Din’s onfortuinlijke dood eveneens een greep naar lokale autonomie. De voorouder van de huidige familie Baz schijnt ooit te zijn begonnen als zijn raadsheer. Met Bashir liep het slecht af, maar de familie Baz wist zich het paleis te verwerven. Ze zouden volgens het Goethe-instituut trouwens afstammen van Duitse kruisvaarders.

De heer des huizes wees tijdens mijn bezoek aan zijn wassenbeeldenmuseum naar het beeld van een klein uitgevallen schepsel, een colbert van minstens drie maten te groot om de schouders. “Weet je wie dat is?”, vroeg hij. Ik keek nog eens naar het wassen creatuurtje, een combinatie van Gollum en Chucky. “Nee”, antwoordde ik eerlijk.

Er schoten een heleboel grapjes door mijn hoofd, maar inmiddels ben ik oud genoeg om potentieel gênante situaties al van kilometers ver te spotten. “Mijn kleinzoon!”, kwam het triomfantelijke antwoord. Ik maakte zo’n gezicht dat je trekt als je oudtante iets foeilelijks voor in huis heeft meegebracht. “Oooh, kijk eens aan zeg. Nou. Prachtig!”

Zomerpaleis van de Libanese president

Het Beit ed-Din-paleis, (ook wel Beittedine, Beit-ed-Dine etc.) is zoals gezegd de andere grote trekpleister in de regio. Dit was het onderkomen van de eerder genoemde Bashir Shihab II, die het in de 18de eeuw liet bouwen op de resten van een druzisch heiligdom (de naam betekent Huis van geloof). Tegenwoordig is het de zomerresidentie van de Libanese president.

Zoals bij meer monumenten in Libanon is het gebouw gemarkeerd met het blauw-witte schild van de Haagse Conventie van 1954, dat moet voorzien in de bescherming van cultuurerfgoed tijdens gewapende conflicten. Ik kan me niet helemaal aan de indruk onttrekken dat het symbool deels wordt ingezet als anti-Israël-propaganda; alsof de zuiderbuur zonder dit verdrag Libanees historisch erfgoed zou gaan bombarderen.

Hoe dan ook, van buiten oogt het Beit ed-Din-paleis redelijk bescheiden, maar het wordt steeds mooier hoe verder je er binnengaat: meerdere ontvangstruimtes, een binnenplaats met fontein, een badhuis en aan de westkant een tuin waar mozaïeken uit de late oudheid zijn tentoongesteld. Ik heb hier een heuse Libanese ceder op de foto kunnen zetten, deze zijn in het wild vrijwel uitgestorven. Klik op onderstaande afbeeldingen om ze in groter formaat te bekijken.

Het interieur van het paleis kent prachtig houtsnijwerk, kalligrafie en bloemmotieven. Vrijwel geen oppervlak is onversierd gebleven. Het interessantste detail in het interieur vond ik het waterbassin dat ogenschijnlijk doelloos tussen een ontvangstruimte en een klein kamertje is aangelegd.

Wanneer de gastheer tijdens een bezoek eventjes discreet wilde overleggen met een adviseur of raadgever, dan trok hij zich terug in die kleine ruimte náást het bassin, zodat de gasten in de naastgelegen ontvangstruimte het gefluister niet konden verstaan door het klateren van het water over de kleine tegeltjes.

Een fantasiekasteel en een écht kasteel

Als je toch in de buurt bent, werp dan ook eens een blik op het kasteel van Moussa, blijkbaar gebouwd door een man die als kind van zijn leraar te horen had gekregen dat het potsierlijke sprookjeskasteel van zijn tekeningen nooit zou bestaan. Eenmaal volwassen zette de jongen alles op alles om het ongelijk van zijn leraar te bewijzen.

Het resultaat vind je nu pal naast de weg van Deir el-Qamar naar het paleis van Beit ed-Din. We zijn er niet binnen geweest (wat ik eigenlijk een beetje jammer vindt), maar het schijnt binnen vol te staan met nóg meer beelden en een omvangrijke wapencollectie.

Archeologisch stukken verantwoorder is het zeekasteel van Sidon, dat door de kruisvaarders is gebouwd in de 13de eeuw. De ronde delen in de muur zijn horizontaal geplaatste Romeinse zuilen, die door de kruisridders zijn hergebruikt als versteviging van de muren. Je moet flink je fantasie gebruiken, maar het moet ooit imposant zijn geweest, met een ridderzaal aan het water. Als de kruisridders bezoek kregen dat met de boot arriveerde (stukken veiliger dan over land), dan kon die zó van de boot afstappen en de ridderzaal inlopen.

Sidon, dat lokaal Saïda heet, heb ik eerder al genoemd omdat het zeepmuseum van de bankiersfamilie Audi er is gevestigd. Er is nog een ander kruisvaarderskasteel in Sidon, dat hebben we helaas niet kunnen bezoeken. Verder schijnt er een archeologisch museum al héél lang in aanbouw te zijn, zoals dat in Libanon gaat.

Limonade in een toeristisch kustplaatsje

Verder hebben we een kort bezoek gebracht aan Batroun, in het hart van christelijk Libanon. Dit deel van het land doet het meest mondain, het meest toegankelijk aan. Waar je je in het noordelijker gelegen Tripoli in een waarachtig Midden-Oosters shithole bevindt (sorry voor dit Trumpisme, maar het is wel een beetje zo), zou je Batroun kunnen verwarren met een Grieks of Italiaans kustplaatsje.

Het stadje ligt op een klein half uur rijden van Byblos en heeft net als Byblos een enigszins toeristische vibe. In een land als Libanon is dat eigenlijk best prettig. Bezoek in deze regio vooral de oude kerkjes van Mar Saba en Mar Tadros (over die laatste hier meer). In Mar Saba was een kinderkoortje aan het oefenen, voor ons zetten ze We Wish You a Merry Christmas in.

De economische malaise en politieke instabiliteit lijken hier ver weg. We dronken in Batroun limonade bij Hilmi’s House of Lemonade, bezochten verschillende kerken en zagen bootjes varen langs de ‘Fenicische muur’, een lange rotsige wal die in oude tijden natuurlijke bescherming bood aan de inwoners.

Onze Libanese gids voerde ons mee langs smalle steegjes die uitkwamen op overvolle pleintjes met terrassen en winkels. Waarschijnlijk haar manier om een kant van Libanon te laten zien die weinigen bekend is. De Nederlandse gids bleef ietwat zenuwachtig de koppen tellen, vanwege de niet-geringe kans dat we iemand in de gezelligheid zouden kwijtraken.

Hartje Beiroet

Ik sluit af met wat je in Beiroet nog vind aan zichtbare antieke geschiedenis. Sowieso is het archeologisch museum een must-see. Hier vind je schatten van de vroege bronstijd tot de late oudheid, prachtig tentoongesteld. De afbeelding helemaal bovenaan toont een detail van een Romeins mozaïek dat je in dit museum vindt.

Ook nog het vermelden waard: in het eerste deel van deze reeks noemde ik al de Mohammed al-Amin-moskee en de maronitische Sint Joriskerk in Beiroet. Die liggen beide pal naast het Romeinse forum dat het antieke stadshart (het cardo) vormde van Berytus, zoals de stad toen heette. Dat is opgegraven en vanaf de straat zichtbaar. Als je er langs bent gelopen kun je meteen door naar de ándere Sint Joriskerk, namelijk de Grieks-Orthodoxe. Die ligt aan de overkant van het cardo.

Net buiten Beiroet ligt de rivier Lycos ofwel de Nahr al-Kalb. De Arabische naam betekent ‘hondenrivier’ vanwege de huilende wind die er waait, zoals Lycos ‘wolf’ betekent. Verschillende legers die ooit langs deze route zijn gekomen, hebben er een inscriptie achtergelaten. Dat begon met de Egyptische farao Ramses II in de dertiende eeuw voor Christus. Enkele eeuwen later deed de Assyrische koning Esarhaddon hetzelfde om op zijn beurt de overwinning op Egypte te vieren.

Er zijn nu 22 inscripties te vinden, onder andere geplaatst door de Babyloniërs, Romeinen, een Mamelukse sultan, de Franse keizer Napoleon III, de geallieerden aan het einde van de Eerste Wereldoorlog en de Vrije Fransen die in 1941 het Vichy-regime verdreven uit het gebied.

In recordtijd langs de inscripties

Het Libanese leger heeft zelf de laatste geplaatst in 2000, na hun ‘overwinning’ op het Israëlische leger, want in het Midden-Oosten geldt het als overwinning wanneer je een militaire confrontatie met Israël overleeft. De meeste van deze inscripties heb ik helaas niet gezien. De Libanese buschauffeur begreep onze gids verkeerd: die wilde ons afzetten bij een dertiende eeuwse-brug over de rivier. Vervolgens zouden we teruglopen om de inscripties al wandelend te bekijken.

Onze chauffeur volgde ons echter zeer servicegericht op de voet, zodat we geen seconde langer hoefden te lopen dan nodig. “Ik kan hem niet vragen even zonder ons een stukje terug te rijden”, vertelde onze gids. “Dat zou gezichtsverlies voor ‘m zijn.” Ach, vanuit de bus konden we nog het een en ander zien als we niet met onze ogen knipperden.

Als je benieuwd bent geworden en meer wilt weten over Libanon, bekijk dan vooral dit overzicht met blogs door historicus Jona Lendering, de organisator van de reis. Mits de politieke en militaire situatie het toelaat, gaat hij er weer naartoe. Inschrijven kan hier.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.